Levensmiddelenmicrobiologie 2 - 2VDK - Leerdoelen uitgewerkt

Uitwerking van de leerdoelen van levensmiddelenmicrobiologie 2 van uit het 1e semester
De samenvatting werd gemaakt in 2023
Docent: Silke Jacobs
Overzicht van alle leerdoelen die worden uitgewerkt:
H1
- ISO-methoden en het principe van de klassieke cultuurmethode kunnen uitleggen.
- De verschillende alternatieve methoden kennen alsook de principes kunnen uitleggen.
- De voordelen en nadelen van de klassieke cultuurmethode en alternatieve methoden kennen en kunnen verklaren.
- De verschillende technieken kunnen herkennen en een bepaalde techniek kunnen “toepassen” op een bepaalde case. Een keuze voor een bepaalde techniek kunnen verantwoorden.
H2
- De betekenis en definitie van kiemgetal kennen.
- De kiemgetalbepalingen kunnen uitleggen volgens de plaatmethode, de spiraalplaattechniek, de bacteriënfiltermethode en de MPN-methode.
- Het kiemgetal kunnen berekenen volgens de plaatmethode en de MPN-methode
H3
- De besmettingsbronnen kennen en begrijpen hoe levensmiddelen gecontamineerd zijn.
- De definitie van kruiscontaminatie kennen.
- Doel van GAP, GMP, GHP kennen.
- De leerstof van 3.2.1 t.e.m. 3.2.9 begrijpen (niet van buiten kennen); geen exacte examenleerstof, maar kan wel nuttig zijn om casussen op een goede manier te benaderen.
- De drie groepen MO die voorkomen in voedingsmiddelen kennen
H4
- Ken je de gelijkenissen en verschillen tussen een intoxicatie met S. aureus en met B. cereus?
- Wat weet je over mycotoxines?
- Terminologie kennen (endotoxine, exotoxine, enterotoxine, neurotoxine, antitoxine, toxoïde, anatoxine,…).
- Het gevaar van toxines in levensmiddelen kunnen uitleggen.
- Nomenclatuur (of naamgeving) correct kunnen weergeven.
- De hoofdeigenschappen kennen van C. botulinum, C. perfringens, B. cereus, S. aureus en mycotoxines.
- De werking en eigenschappen van de verschillende toxines kunnen uitleggen.
- De ziekte (symptomen, diagnose, immuniteit,…) kunnen beschrijven.
- De oorzaken en voorzorgsmaatregelen, controlemaatregelen kennen.
- De MO kunnen linken aan bepaalde levensmiddelen; weten bij welke levensmiddelen deze relevant zijn.
- Het verschil kennen tussen een voedselintoxicatie en een voedselinfectie.
- De hoofdeigenschappen kennen van de MO die voedselinfecties kunnen veroorzaken.
- De naamgeving van Salmonella kunnen weergeven.
- De MO kunnen linken aan bepaalde levensmiddelen; weten bij welke levensmiddelen deze relevant zijn. Zie ook de opdracht op het einde van dit hoofdstuk.
- De ziekte (symptomen, diagnose, immuniteit,…) kunnen beschrijven.
- De oorzaken en voorzorgsmaatregelen/controlemaatregelen kennen.
- Een idee hebben van de frequentie van voorkomen (het aantal mensen dat jaarlijks wordt getroffen). Zie opdracht op het einde van dit hoofdstuk.
- Verbanden kunnen leggen tussen de verschillende voedselpathogenen.
- Een korte beschrijving kunnen geven van de voornaamste virussen die voedselinfecties kunnen veroorzaken.
- Een idee hebben van parasieten die kunnen voorkomen in levensmiddelen.
H5
- Het doel kennen van proceshygiëne indicatoren.
- Het verschil tussen een proceshygiëne indicator en merkerorganisme kunnen uitleggen.
- De verschillende proceshygiëne indicatoren kennen.
- Weten wanneer welke proceshygiëne indicator moet toegepast worden en waarom.
H6
- Weten waarom er microbiologische criteria en richtlijnen gehanteerd worden.
- Het verschil kennen tussen een voedselveiligheidscriterium en een proceshygiënecriterium.
- De criteria kunnen interpreteren m.b.t. n, c, m, M.
- De verschillende doelen van een monstername kennen.
- Weten welke soort monstername er uitgevoerd moet worden m.b.t. microbiologische criteria.
- Een batch monstername kunnen uitleggen.
- Dit hoofdstuk kunnen toepassen op een casus.

H7
- Weten wat er onder bederf en bederforganisme verstaan wordt.
- De verschillende indicatoren voor bederf kennen.
- De belangrijkste kenmerken van Schimmels en gisten kennen.
- De belangrijkste kenmerken van Melkzuurbacteriën kennen.
H8
- Kunnen uitleggen wat er verstaan wordt onder microbiologische houdbaarheid en hoe microbiologische houdbaarheid wordt bepaald.
- Het verschil kunnen uitleggen tussen TGT en THT.
- Houdbaarheidstesten, challenge testen en predictieve microbiologie te kennen.
H9
- Begrippen zijn te kennen: D-waarde, Z-waarde en F-waarde.
- Berekeningen m.b.t. deze begrippen kunnen uitvoeren.